
Lúcia schudde haar hoofd, en haar lange steile haar golfde rond haar schouders. ‘Wat is een limotrein, meneer?’ En toen ze weer naar het toestel keek, was de kleur opeens niet meer blauw, maar groen.
De wenkbrauwen van de man vertrokken zich tot één dikke, borstelige streep. ‘Iedereen kent toch de Welbefaamde Betoverde Limotrein?’
Spijtig beet Lúcia op haar lip.
‘Uiterst vreemd,’ mompelde de man.
‘Uiterst vreemd?’ vroeg Lúcia, terwijl haar stem een octaaf omhoogging.
‘Uiterst vreemd,’ herhaalde hij, en hij haalde zijn schouders op. ‘Afijn, niets aan te doen.’ Hij schoof de mouw aan zijn rechterarm omhoog en tuurde op zijn pols. ‘We hebben niet veel tijd meer, we zijn al aan de late kant. Hop hop.’
Wat raar, er zat geen horloge om zijn pols … Hoe wist hij dan dat ze geen tijd meer hadden? Waarvoor waren ze al aan de late kant? En wie wás deze man eigenlijk?
Uit: Lúcia Flores en de vloek van de aaskevers
Foto: een gelukkige auteur die verslaafd is aan de geur van verse boeken